golven
de horizon is niet einder maar begin
daar beuken zoute lijven
wordt gegekt met bolle zeilen
houdt wrakhout zwalpend adem in
stenen hoofden, tussen algen gemeerd,
schuimbekkend glad geveegd,
meeuwen, opgeschrikt uit stil gebed,
met één golfslag voor schut gezet
in penseeltrek van grijs en grauw
uitgebruld en met holle wangen
waarin schelpen en schaaldieren hangen
in dood en in moe versneden
bloot gewoeld en gestrand
met tegenzin een ribbel in nat zand
het dorp
er schuilt geen gedicht
in dit dorp van
boerenwagens
en zwangere decibels
waar stamcafés
onder de kerktoren
hurken in kwartet
voor de vuurwaterdans
en puberteit dronken
weg snurkt
in foetushouding
uitgeteld
er schuilt geen gedicht
in dit dorp
waar verveling
- windstil en halfstok -
achter elk raamkozijn
tot alledaagsheid
verstart