Bertje
Hij sliep. Wat viel nog te vrezen?
Het donker omhelsde zijn adem.
Duim in een binnensmonds sprookje.
Net echt. Ik luisterde. Later
wist ik het zeker: hij bewoog
ook zijn voetjes helemaal echt.
Zou het kunnen dat het deken
te hard of het bedje te diep,
de pap te dik, misschien dat ik,
dat jij, wie had eerst moeten gaan?
Zou het kunnen dat dit alleen
in mijn bangste dromen bestaat,
dat ik als God had geroepen:
ademhalen, ademhalen,
en dat hij dan nog zou slapen?
Gedachtenis
Ze zeggen zoveel. Dat het went.
Dat de tijd een helende mantel is.
Zoveel dat het overgaat als griep,
vervaagt in het stof van de dagen.
Maar het blijft hangen als mist op
mijn haar. Ik overwinter in verdriet
om hoe het was, had kunnen zijn.
Jij bloeit liever dan ooit voordien,
met nog zachtere kleuren van leven,
hoewel ze zeggen dat het niet mag.
Ze zeggen zoveel. Of liever nog niets.
En dat went nooit.