de bedrieglijke
snapper
hem ontsnapten steeds
meer dingen
en steeds minder snapte
hij het
zoutvaatje dat als
een paling
over de tafel schoot
snapte hij het
mes dat bot ving op
het brood
dat altijd brokkelde
snapte hij het
ei dat tokkelde en
barst grijnsde van kop
tot kop die hinkelde
als een duizendpoot
zijn stoelgang ging
hem ook al niet zo af
en toe sloot hij de
deur niet meer
zoals die ene dag
dat hij en Dag besloot
wat zit grootvaatje
aardig in zijn boot
Uit:
Vogelvlucht, P, 2002
kerkgangers
tussen beuken lijnen
voort
honderd voeten uit
één stuk
links rechts linkser
rechtser
maaiende koppen op
alinea's
van schouder aan schouder
zwatelend ratelend
repeteerreptiel
onthoofd met elke
hostie
de knik van een afvallige
voor weer een week
Uit: Een dagje schrijver worden (bundel in voorbereiding)