Wim Menheer | Bio-bibliografie | Gedichten

Wim Menheer

Gedichten

 

Daguerreotypie van een generaal

 

 

De plaat is gepoetst, het koper gespiegeld

jodiumwalmen hangen zwaar in het donker

van mahonie. Op de stoel, in het licht,

in gouden noppen opgetuigd vergeet hij

verstijfd zijn jicht, straalt een oog tot nevel

 

trekt scheel naar de punten van zijn

opgedraaide knevel en bolt zijn knokkels

wit over het gevest van zijn rapier als een

hand met zwier de lens ontbloot en hij

 

met huid en haar door zilver wordt gepeuzeld.

aders zwellen, oksels lekken koud,

na tien seconden ‘niet bewegen!’

is hij eeuwig oud.

 

 

 

 

 

De bruid

(en haar fotograaf)

 

 

Mijn beeldige bruid, voorbeeldige slavin,

die trouw zweert aan en toekomst schrijft,

kijk mij aan !

Ik stel je scherp, ik pik je blik,

dwaal onbeschaamd

-achter het alibi van een glazen masker-

over de welving van je ingesneden blankheid.

 

Je lacht en buigt en heft je kin,

gunt mij de aarzeling, de seconde zonde

van mijn opgewonden sluiter.

 

En later in het boek,

bladerend met het kind, na feesten

zilver goud en diamant,

zie mij misschien weer weer,

beleef je opnieuw dat klein geheim :

mijn uitgesteld gegrom, het dampig  oog

van die andere bruidegom.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

    

 

terug naar de ledenlijst